Ecologie en cyberspace als nieuwe levenskunst

Wilhelm Schmid, Filosofie van de levenskunst. Een inleiding in het mooie leven. Uitgeverij Ambo. ISBN 9026316976. Prijs: € 18,11.  
Door Hester Eymers -- De populariteit van filosofieboeken groeit nog steeds. Niet dat er nu meer mensen zijn die Kant en Hegel lezen, maar er verschijnen wel steeds meer populair-filosofische werkjes die de gemiddelde geïnteresseerde leek moeten aanspreken. Aanvankelijk liepen de filosofische onderwerpen waarover men de gewone burger meende te moeten informeren nogal uiteen, maar tegenwoordig ligt de nadruk vooral op de levenskunst.
Er zijn weinig filosofische onderwerpen die zo duidelijk zo dicht bij het alledaagse leven staan en waarmee je de niet-filosofische lezer dus kunt verleiden om toch eens een filosofisch boek ter hand te nemen. Helaas is het merendeel van wat op dit gebied verschijnt van een bedroevend niveau. Dikwijls dient de term filosofisch slechts als dekmantel voor het zoveelste therapeutische zelfhulpboek.
 
Existentialisten
Gelukkig worden er ook nog degelijke boeken over de filosofie van de levenskunst geschreven. Zo'n boek is bijvoorbeeld Filosofie van de levenskunst, een inleiding in het mooie leven van Wilhelm Schmid. Voor dit boek selecteerde de Duitse filosoof de belangrijkste hoofdstukken uit zijn omvangrijke studie Philosophie der Lebenskunst, en vulde dat aan met enkele losse teksten van lezingen en artikelen. Het resultaat is een handzame inleiding in de thema's van de filosofie van de levenskunst.
Schmids uitgangspunt ligt niet bij de filosofen uit de Oudheid, zoals bij dit onderwerp gebruikelijk is, maar, veel dichterbij, bij de existentialisten. Hij verwijst regelmatig naar Kierkegaard en Nietzsche, maar is vooral beïnvloed door Heidegger. Dat begint al bij de vraag waarom een mens überhaupt de levenskunst zou willen beoefenen. Het antwoord luidt: Omdat het leven kort is. Niet dat levenskunst een "zijn ten dode" is, zoals Heideggers formule luidde, maar wel dat zij zich bewust is van de begrenzing van het leven en van de betekenis die het daardoor krijgt. Ook de zorg, eveneens een sleutelbegrip bij Heidegger, komt ter sprake.
Schmid verbindt het begrip zorg met de gewoonte. De gewoonte vergemakkelijkt het leven doordat zij ons ontslaat van keuzes en een vertrouwde omgeving schept. Het is echter wel zaak dat wij zélf onze gewoontes aankweken of afleren, al naar gelang nut en functie, en dat wij niet te zeer verstrikt raken in het web van gewoontes dat wij zelf hebben geknoopt. Flexibiliteit en spontaniteit zouden wij daarom ook tot vaste gewoontes moeten maken.
 
De dood
Na een hoofdstuk over lusten, waarvan we beslist, zij het gedoseerd, moeten genieten, volgt een hoofdstuk over pijn. Schmid signaleert dat de huidige westerse maatschappij er vooral op gericht is onlust en pijn zoveel mogelijk te vermijden. Maar een leven zonder schaduwkanten, zo merkt hij terecht op, zou opppervlakkig en zelfs hol worden. In plaats van de pijn en het verdriet boos opzij te schuiven, zouden we weer moeten leren de negatieve kanten van het leven te aanvaarden. Ermee leren leven -- wat iets anders is dan je er klakkeloos bij neerleggen.
In het verlengde hiervan ligt onze omgang met de dood. De dood is weggemoffeld in onze samenleving, verstopt in streng hygiënische ziekenhuizen en mortuaria, geformaliseerd in korte en plechtige begrafenissen, die worden aangekondigd in uniforme rouwadvertenties en -kaarten. In de levenskunst speelt de dood juist een grote rol. Het bij herhaling denken aan de dood is een belangrijke oefening in levenskunst.
Wie zich zo nu en dan de vergankelijkheid van het leven te binnen brengt, zal scherper beseffen hoe beperkt zijn tijd is. Schmid noemt het bewust gebruik van tijd dan ook een fundamentele techniek van de levenskunst. Dat betekent je onttrekken aan verplichte tijdsindelingen, zelf baas zijn over je tijd en er regelmatig voor kiezen haar "in ledigheid" door te brengen. Want juist de lege tijd schept ruimte en afstand, waardoor tijd voor jezelf en voor de ander onstaat, een tijd die welhaast synoniem is met zorg. Want tijd hebben is een specifieke manier om met anderen, met dingen en met jezelf om te gaan, een manier die zich kenmerkt door oplettendheid en waakzaamheid.
 
Totalitair positief denken
In een volgend hoofdstuk gaat Schmid nog sterker in tegen de heersende tijdgeest wanneer hij "positief denken" veroordeelt als een bijna-totalitaire trend in het moderne westerse kapitalisme. "Mensen die aldoor maar positief moeten denken, zijn een gemakkelijke prooi; terwijl het negatieve zich om hen heen samenpakt, vinden ze het op het laatst al positief dat ze nog in leven zijn. Je kunt ze ongehinderd in de misère storten." Beter is het om een negatieve levenshouding te proberen. Wie het slechte verwacht, wordt slechts zelden teleurgesteld en als dat toch gebeurt, is er sprake van een aangename verrassing.
Hoewel Schmid ze niet noemt, sluit hij hier naadloos aan bij de stoïcijnen. De stoïcijnen beoefenden namelijk de praemeditatio, die bestaat uit het je voorstellen van de ellende die je zou kunnen overkomen en daarop alvast te anticiperen. Omdat de ellende slechts denkbeeldig is, versterkt deze oefening het besef dat alleen wat nú gebeurt, ons werkelijk raakt. Toekomstige misère is nog geen werkelijke misère, zoals reeds gebeurde misère het al niet meer is. Het doel van deze oefening is om ook bij tegenslag je gemoedsrust te behouden.
Vanuit deze levenshouding kan gelatenheid ontstaan, ook al een Heideggeriaanse term. Gelatenheid is het vrij zijn van onrust, de "ataraxia" van de oude Grieken. Het gaat ook hier om het bewaren van afstand tot de dingen en de omstandigheden. Een dergelijke blik van buitenaf leidt als het goed is niet tot onverschilligheid, maar tot geduld. Montaigne beoefende haar, zoals Nietzsche haar predikte, terwijl Heidegger haar aanbeval als een antwoord dat de gehele mensheid zou moeten geven op de uitdagingen van de technische moderne tijd, een gelijktijdig ja en nee tegen de nieuwe verworvenheden.
 
Conservenblikjes en sigaretten
Het gelijktijdig ja en nee kunnen zeggen, het kunnen leven met tegenstrijdigheden, maakt de essentie uit van Schmids levenskunst. Ze komt tot uitdrukking in een manier van leven die ruimte en afstand schept, die tijd heeft, die ook zichzelf met een korreltje zout neemt. Vanuit deze algemene karakterisering stapt Schmid over naar een concrete invulling van de levenskunst in onze tijd. Hij schetst de manier waarop de levensstijl van een ecologisch zelf gestalte krijgt en hoe men kritisch om kan gaan met cyberspace.
Met een melancholiek gebaar citeert hij Vilém Flussner: "Onze leefomgeving bestond tot voor kort uit dingen: uit huizen en meubels, uit machines en voertuigen, uit kleren en linnengoed, uit boeken en prenten, uit conservenblikjes en sigaretten. (…) Dat is helaas anders geworden. Ondingen dringen tegenwoordig van alle kanten onze leefomgeving binnen en verdringen de dingen. Men noemt die ondingen 'informaties'." Schmid schiet hier enigszins door in zijn weemoed dat het vroeger allemaal anders was. Ook voor de uitvinding van de computer leefden we immers al in kunstige virtuele werelden. Welke onmetelijke parallelle universa zijn er al niet geschapen in boeken!
De praktische invulling die Schmid aan de levenskunst in deze tijd geeft is desondanks volkomen realistisch. Opvallend is dat vooral het kosmopolitische besef van de stoïcijnen terugkeert in Schmids moderne visie. In de ecologische levensstijl integreert hij alle elementen van de levenskunst. Het tegelijkertijd ja en nee zeggen tegen techniek komt bijvoorbeeld tot uiting in de keuze voor gedecentraliseerde kleine technieken in de biologische landbouw. De motivatie voor die keuze legt hij in een verruimd zelfbesef, dat voorbij het eigen leefmilieu kijkt en het eigen bestaan in een overkoepelend verband ziet.
Daarnaast is cyberspace bij uitstek geschikt om vorm te geven aan een kosmopolitisch bestaan. "Het universele netwerk zorgt ervoor dat dwars door de bestaande gemeenschappen heen andere, virtuele gemeenschappen kunnen ontstaan, als voorboden van de toekomstige wereldgemeenschap." Schmids toon is hier wel erg jubelend -- hij vergeet dat die toekomstige wereldgemeenschap weleens voornamelijk aaneengesmeed zou kunnen worden door Coca Cola en McDonald's -- maar ongetwijfeld heeft cyberspace ook niet-commerciële kosmopolitische potentie.
Al met al heeft Schmid een gedegen én toegankelijk werk over de filosofie van de levenskunst geschreven, waarin hij klassieke én romantische noties tot een plausibel geheel vlecht.
Epimedium

22 februari 2002
Tekst © Hester Eymers