Patricia de Martelaere, Wereldvreemdheid, Amsterdam: Meulenhoff, 2000. 159 pp. Prijs: fl. 29,50  
Door Hester Eymers -- Op het oog lijkt het tegenstrijdig, een filosoof die ernaar streeft op te houden met denken. Toch is dat precies wat de Vlaamse filosoof Patricia de Martelaere doet in haar bundel essays Wereldvreemdheid. Ze kijkt naar het westerse denken met een oosterse blik en trekt de conclusie dat de westerse geesteshouding, eerder dan ons wijzer te maken, ons opsluit in ons beperkte blikveld.
Ze illustreert dit met een treffende anekdote over een man die niet naar buiten durfde te gaan omdat hij ervan overtuigd was een worm te zijn. Zodra hij ook maar een voet buiten de deur zou zetten, zouden de kippen op zijn erf hem verslinden. De man werd behandeld door een uitstekend psychiater en was al spoedig genezen. Desondanks weigerde hij nog altijd naar buiten te gaan. Op de vraag waarom hij niet naar buiten durfde, hij wist nu toch immers dat hij geen worm was, antwoordde hij: "Ik weet het nu, maar weten de kippen het ook?"
Analoog hieraan stelt De Martelaere de vraag: de mens heet de maat van alle dingen te zijn, maar weten de dingen dat ook? Met andere woorden, wij denken wel dat wij met ons denken werkelijke kennis over de wereld om ons heen verkrijgen, maar is dat wel zo? Zitten wij niet veeleer opgesloten in ons denken over de dingen zonder dat wij ook maar een zinnig woord kunnen zeggen over diezelfde dingen?
De Martelaeres houding vertoont veel overeenkomst met die van de Weense filosoof Ludwig Wittgenstein, die de filosofie ooit karakteriseerde als de poging de vlieg de weg uit het vliegenglas te wijzen. De meeste wijsgerige problemen zijn slechts een verwarring ontstaan uit onzorgvuldig taalgebruik en kunnen door een analyse van de taal worden opgelost. De Martelaere lijkt in haar bundel nog een forse stap verder te zetten door te suggereren dat de beste oplossing voor wijsgerige problemen erin bestaat helemaal op te houden met denken.
Cru gesteld, zoals hier, kan dat niet anders dan uitermate naïef overkomen. De essays van in Wereldvreemdheid zijn echter allesbehalve naïef. Integendeel, ze getuigen van een belezen en scherpzinnige geest met een verbluffend talent voor het helder en overtuigend formuleren van gedachtegangen. Als een caleidoscopische wervelwind analyseert De Martelaere het westerse wijsgerige denken, waarbij ze trefzeker de vinger op de zere plek legt. Het denken in het avondland is een "gevuld" denken, rijk aan ervaringen, ideeën, theorieën. Deze rijkdom heeft geleid tot verstoppingen die een helder uitzicht op de wereld om ons heen beletten. Onze wereld is klein, zo klein dat inderdaad de woorden in de war raken, zoals Wittgenstein zei, want wat algemeen als wereldvreemheid wordt gezien, is in feite juist de ultieme vorm van engagement, betoogt De Martelaere.
"Er bestaat in het geïntellectualiseerde en gemediatiseerde westen een algemene opvatting daaromtrent die bijna tot een morele plicht is uitgegroeid: dat ethisch engagement te maken heeft met het volgen van de actualiteit en het vormen van een mening daaromtrent." Wie het lukt in deze stressvolle en gehaaste wereld toch nog wat distantie te bewaren, ziet dat de wereld veel groter is dan de economische en sociale verhoudingen die tegenwoordig doorgaan voor de ultieme werkelijkheid. De hoogst haalbare vorm van engagement is niet een engagement tegenover de mens, maar tegenover de Wereld -- met hoofdletter. Want waarom zou de dood van een kind in een Derde Wereldland belangrijker zijn dan de dood van een mier of het uitdoven van een ster?
Wie werkelijk de wereld om haar heen wil leren kennen, moet beseffen dat die niet om haar draait. Wij zijn net zo belangrijk als om het even welk insect of onbekende planeet. Deze visie vereist moed, moed om jezelf niet langer zo belangrijk te vinden. Patricia de Martelaere heeft die moed en tekent genadeloos uit wat de gevolgen hiervan zijn op ethisch en esthetisch gebied. Haar onpersoonlijke kijk op moraal en kunst zal sommigen misschien koud op het dak vallen, maar zij is wel van een nietsontziende eerlijkheid.
Epimedium
13 augustus 2001
Tekst © Hester Eymers

Dit artikel is tevens verschenen in Surplus (jaargang 15, nr. 1, januari/februari 2001)